Helga Marion Zweig werd geboren op 26 december 1925 in Berlijn. Ze werd gezien als een moeilijk opvoedbaar kind. In 1938 vestigde het gezin zich in Brussel en daar ging haar vader verder met zijn baan als producent en vertegenwoordiger in confectie-, sport- en regenkleding. Het gezin kreeg het moeilijk nadat de Duitsers België waren binnengevallen. Helga ging in die tijd nog wel naar school, maar bleek een ontzettend lastig karakter te hebben. Ze was gemeen, vervelend, sluw en loog veel. Daarnaast had ze een erg slechte verstandhouding met haar moeder opgebouwd. Door de anti-Joodse maatregelen kon haar vader zijn bedrijf niet voortzetten en werd Helga verboden naar school te gaan. In 1942 besloot het gezin uit angst voor deportatie te gaan onderduiken. Ze werden door de omgeving geholpen en kregen valse identiteitspapieren onder de naam Dubois, om toch naar buiten te kunnen.
Verraad
Bij het huidige onderduikadres veranderden de slechte gewoontes van Helga niet. Sterker nog, het werd steeds erger. Hierdoor was het gezin op een gegeven moment genoodzaakt om een ander schuiladres te zoeken. Eenmaal aangekomen kon Helga onder een valse naam weer naar school. Ze gedroeg zich echter ook hier negatief. Door dit gedrag moest haar moeder zich komen verantwoorden op school. Helga rook onraad en vluchtte naar een vriendin. Hier vertelde ze haar verhaal aan haar vriendin en een nationaalsocialistische vriend. Ze benadrukte dat haar ouders Joodse onderduikers waren en vertelde waar ze verbleven. Dit verraad zorgde ervoor dat haar ouders op 8 januari 1944 werden opgepakt door Brusselse Jodenjagers. Op 15 januari 1944 werden ze gedeporteerd naar Auschwitz, waar zij vervolgens werden vermoord. Helga had haar ouders verraden omdat het haar meer mogelijkheden zou geven. Ze had een hekel aan hen en vond dat ze haar in de weg stonden. Het verraad zou haar meer vrijheid en materiele opbrengsten opleveren om van het leven te genieten.
Ze besloot om aan de slag te gaan bij de Sicherheitsdienst. Tegen betaling gaf ze Joden aan. Ze leidde een losbandig leven en ging door waar ze goed in was: liegen. Ze had alle bezittingen van haar ouders opgeëist en verkocht alles van waarde. Op deze manier leefde ze een wild leven.
Veroordeling
Op 15 september 1944 werd Helga opgepakt in Brussel, waar zij met de zoveelste man verbleef. Later bleek dat ze deze man voor zo’n 22.000 frank had opgelicht. Ze werd meegenomen en vastgezet in gevangenis van Vorst. Tijdens de verhoren probeerde Helga de schuld in de schoenen van anderen te schuiven. Ze ontkende alle beschuldigingen en probeerde er op deze manier onderuit te komen. Dat was haar immers al vaak gelukt.
Op 29 augustus 1945 moest Helga zich verantwoorden tegenover de Krijgsraad van Brussel. Er waren twintig getuigen en geen van hen legde een verklaring af ten gunste van Helga. Ze kreeg het laatste woord, maar ook op dit moment ontkende ze alle beschuldigingen. Al haar leugens heeft hebben haar uiteindelijk de kop gekost. Ze werd veroordeeld tot de doodstraf en kreeg uiteindelijk de zogeheten ‘dood met de kogel’. In beroep werd deze straf uiteindelijk toch omgezet in een levenslange hechtenis. Dit kwam door haar jonge leeftijd en lege strafblad, wat zorgde voor verzachtende omstandigheden. In 1951 werd haar gratieverzoek gehonoreerd, wat ervoor zorgde dat haar levenslange gevangenisstraf werd teruggebracht tot twintig jaar. Door vrijheidsregelingen kon ze al na acht jaar hechtenis vrij komen.
Na haar straf werd ze vrijgelaten en meteen uitgewezen richting Duitsland. Haar aanwezigheid zou in België een bedreiging voor de staatsveiligheid zijn.